Soos ooreengekom in Desember 1880
In de tegenwoordigheid van den Almachtigen God, de kenner aller harten, onder bidden opziend om Zijn genadige hulp en ontferming, zijn wij burgers van de Zuid-Afrikaansche Republiek, plechtig overeengekomen, gelijk wij bij dezen overeenkomen, om voor ons en onze kinderen een heilige verbond op te richten, het welk wij met plechtigen eed bezweren.
Ruim veertig jaren is het geleden, dat onze vaderen de Kaapkolonie ontvlucht zijn, om een vrij en onafhanklik Volk te worden. Deze veertig jaren waren veertig jaren van smart en lijden.
Wij hebben Natal, den Oranje-Vrijstaat en de Zuid-Afrikaansche Republiek gesticht, en driemaal heeft de Engelsche Regering onze vrijheid vertrapt. En onze vlag, die onze vaderen met hun bloed en tranen gedoopt hebben, van den grond neergehaald.
Als door en dief in de nacht in onze vrije Republiek weggestolen. Wij kunnen en wij mogen dat nie dragen.
God wil, dat de eerbied onze vaderen en de liefde jegens onze kinderen ons voorschrijft,het erfpand der vaderen ongeschonden aan onze kinderen over te leveren.
Daarom is het dat wij hier bijeentreden en dat wij elkander de hand geven als mannen, broeders, plechtig belovende, trouw te houden aan ons land en Volk en met het oog op God samen, te werken, tot den dood toe.
Zoo waarlik helpe ons God Almachtig.