Vrystaatse volkslied
Heft, Burgers, ‘t lied der vrijheid aan
En zingt ons eigen volksbestaan!
Van vreemde banden vrij,
Bekleedt ons klein gemenebest,
Op orde, wet en recht gevest,
Rang in der Staten rij,
Rang in der Staten rij.
Al heeft ons land een klein begin,
Wij gaan met moed de toekomst in,
Het oog op God gericht,
Die niet beschaamt wie op Hem bouwt,
Op Hem als op een burcht vertrouwt,
Die voor geen stormen zwicht,
Die voor geen stormen zwicht
Zie in gená en liefde neêr
Op onze President, o Heer!
Wees Gij zijn toeverlaat!
De taak, die op zijn schouders rust,
Vervulle hij met trouw en lust
Tot heil van volk en staat!
Tot heil van volk en staat!
Bescherm, o God, de Raad van ’t land,
Geleid hem aan Uw vaderhand,
Verlicht hem van omhoog,
Op dat zijn werk geheiligdzij
En vaderland en burgerij
Ten zegen strekken moog’!
Ten zegen strekken moog’!
Heil, driewerf heil de dierbre Staat,
het Volk, de President, de Raad!
Ja bloei’ naar ons gezang
De Vrijstaat en zijn burgerij,
In deugden groot, van smetten vrij,
Nog tal van eeuwen lang!
Nog tal van eeuwen lang!
Transvaalse volkslied
Kent gij dat volk vol heldenmoed
En toch zo lang geknecht?
Het heeft geofferd goed en bloed
Voor Vryheid en voor recht.
Komt, burgers! laat de vlaggen wapp’ren,
Ons lijden is voorbij;
Roemt in de zege onzer dapp’ren:
Dat vrije volk’zijn wij!
Dat vrije volk,
Dat vrije volk,
Dat vrije, vrije volkzijn wij!
Kent gij dat land, zo schaars bezocht
En toch zo heerlik schoon;
Waar de natuur haar wond’ren wrocht,
En kwistig stelt ten toon?
Transvalers! laat ons feestlied schallen!
Daar waar ons volk hield stand,
Waar onsze vreugdeshonten knallen,
Daar is ons vaderland!
Dat heerlik land,
Dat heerlik land,
Dat is, dat is ons vaderland!
Kent gij die Staat, nog maar een kind
In ‘swerelds Statenrij,
Maar tog door’t machtig Brits bewind
Weleer verklaard voor vrij?
Transvalers! edel was uw streven,
En pijnlik onze smaad,
Maar God die uitkomst heeft gegeven,
Zijn lof voor d’eigen Staat!
Looft onze God!
Looft onze God!
Looft onze God voor land en Staat!